Gravensteen

Filed Under (Deel 5, Oost-Vlaanderen) by

Tagged Under : , , , , , , , , , , , , , , ,

De eerste burcht die, door de graven van Vlaanderen, in Gent werd opgericht dateerde waarschijnlijk uit het begin van de 10de eeuw en lag toen op een eilandje, buiten de nog erg kleine Arteveldestad. De stad Gent zelf was wel ouder; zij ontstond in de eerste eeuw van onze jaartelling, onder de Romeinse overheersing, en heette toen Ganda.

De burcht werd gebouwd in opdracht van Boudewijn II, graaf van Vlaanderen († 918), en diende als versterking tegen de gevreesde Noormannen. Arnulf 1, graaf van Vlaanderen, herbouwde en hernieuwde — voor 939 — het bestaande complex dat «novum castellum» gedoopt werd.

Het bestond uit voornamelijk losstaande gebouwen: een grote tiendenschuur (met diverse voorraadkamers); de grafelijke kanselarij; de huisvesting voor het garnizoen van de burcht en de woningen voor de talrijke ambtenaren van het graafschap. Een gerechtszaal werd toen nog niet voorzien omdat de rechtspraken vroeger steeds in open lucht gebeurden, gezien God als getuige werd geroepen. Onder de huidige donjon werd op het eind van de 11de eeuw — in opdracht van Robrecht de Fries — een ruim zaalgebouw gebouwd van 33 op 18,8 meter met twee meter dikke muren. In die periode ontstond tevens de defensiewal die de gebouwen omringt.

vknk_gravensteen

(fragment pagina 89):


Van de 14de eeuw af  bouwden de Vlaamse graven — boven een uitgebreid net van plaatselijke rechtbanken en leenhoven — geleidelijk aan een vorstelijk gerechtshof dat, tot aan de Franse Revolutie, gecentraliseerd bleef in het Gravensteen. Bij dit gerechtshof, waarvan de bevoegdheid zich uitstrekte over het ganse graafschap Vlaanderen konden zij, die door een lager gerechtshof reeds gevonnist waren in hoger beroep gaan.
Bij verhoringen en rechtspraak hoorden een aantal onafscheidelijke attributen. Het Gravensteen was dan ook uitgerust met folterkamers, kerkers, een vergeetput, enz.

Terdoodveroordeelden werden van het leven beroofd door één der gerechtszwaarden van de beul, door verhanging of door verbranding en van de daarvoor benodigde attributen is er in het Gravensteenmuseum nog een groot aantal bewaard gebleven en te bekijken. Het is trouwens dé belangrijkste verzameling op dit gebied die men in ons land kan vinden en bevat folter- en marteltuigen uit de 15de tot de 19de eeuw.

Lees verder in “Van Kasteel naar Kasteel deel 5″ door Paul Arren.

Gaasbeek

Filed Under (Deel 4, kastelen, Vlaams-Brabant) by

Tagged Under : , , , , , , , , , , , , ,

gaasbeek Gaasbeek, in het arrondissement Halle-Vilvoorde, ligt in het hartje van het Pajottenland, een mooie, heuvelachtige streek, die men grofweg kan situeren in de onregelmatige vierhoek Brussel-Halle-Edingen-Ninove. Met de fusie van 1977 groeide Gaasbeek, samen met Sint-Martens-Lennik en Sint-Kwintens-Lennik, uit tot de nieuwe gemeente Lennik.

De stemmige dorpskom, met het beboomde (platanen en kastanjebomen), rechthoekige dorpspleintje — waarop een arduinen schandpaal — is beschermd sinds 5 november 1946.

De driehoekige, laatgotische, bakstenen O.-L.-Vrouwekerk, met omringend kerkhof, werd — bij regentsbesluit van 13 januari 1943 — opgenomen in de lijst der beschermde monumenten en landschappen. Het kerkinterieur is zeer rijkelijk voorzien van meubilair uit de 17de en voornamelijk uit de l8de eeuw.

(…het boek gaat verder over Gaasbeek en de verschillende overleveringen)

fragment:


Op 26 september 1345 sneuvelde Gerard van Horne (in de slag van Stavoren), samen met Willem IV van Holland, die hij vergezelde op diens veldtocht tegen de Friezen, waarna de heerlijkheid Gaasbeek, en de andere bezittingen van Gerard, ingepalmd werden door Sweder van Abcoude, echtgenoot van Johanna van Horne, een zus van Gerard.

De familie van Horne, die aanvoerde dat gronden alléén in mannelijke lijn konden geërfd worden, kwam onmiddellijk in opstand, maar op 11 oktober 1357 werd het geschil uiteindelijk op vriendschappelijke wijze beslecht, voor de schepenen van Brussel. Sweder van Abcoucle behield Gaasbeek en Loon, maar moest afzien van de andere bezittingen langs moederszijde (Horne, Altena, Monniklande, Heede, Leende, Montcornet, Herstal, enz.), die toegewezen werden aan Diederik van Horne.

gaasbeek2

Sweder van Abcoude werd dus heer van Gaasbeek in 1357, maar in 1376 nam hij bezit van de heerlijkheden Abcoude en Wijk, die toebehoorden aan zijn pas overleden vader, en stond Gaasbeek en Loon af aan zijn broer Willem van Abcoude.

In 1381 kwam Sweder van Abcoude naar Gaasbeek terug en werd Willem van Abcoude, heer van Abcoude en Wijk. Daardoor werden de bezittingen van Maria van Walcourt (de laatste erfgename van de zeer invloedrijke familie van Aa), echtgenote van Willem van Abcoude, ook bij de heerlijkheid gevoegd en kwam Sweder in het bezit van Lennik, Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek en Kasteelbrakel.

Sweder van Abcoude wou zijn heerschappij nog uitbreiden en wilde de voogdij verwerven over enkele heerlijkheden buiten de meierij van (Sint-Genesius-) Rode. De Brusselse schepenraad, voorgezeten door Everard T’Serclaes verzette zich echter tegen dit opzet en werd in het gelijk gesteld door Johanna, hertogin van Brabant. De hertogin had zelfs met de «Blijde Inkomst» van 1356 plechtig verklaard dat van Brabant geen grondgebied meer mocht vervreemd worden.

Op Witte Donderdag (26 maart) 1388 reed T’Serclaes van Lennik naar Brussel maar werd onderweg door Melys Utenenghe, baljuw van Gaasbeek, en Willem van Kleef, bastaardzoon van Sweder van Abcoude, aangevallen en vreselijk verminkt:

«Ende hebben hem daer
Afgheslegen sinen voet,
Ende sijn tonghe in sinen mont
Ghecort, ende bitterlijc ghewont,
Ende lietenen alsoe liggen daer
Int velt, met dier quetsueren swaer,
Bloedende seere over doot
Ende hi sterf met groter dage
Des Dynsdaeghs in de Paesdage
In Merte op den lesten dach
Die int jaer ons Heeren lach
XIIIe LXXX ende acte…».

Jan van Stalle, landdeken van Halle, vergezeld van Jan Cooreman, zijn klerk, kwam voorbij de onfortuinlijke schepen van Brussel, ontfermde zich over de zwaargewonde en voerde het zieltogende lichaam van Everard naar Brussel, die daar aan zijn verwondingen bezweek.

In de hoofdplaats van het hertogdom stroomde het volk onmiddellijk samen en trok — nog dezelfde dag — gewapenderhand op tegen het kasteel van Gaasbeek. Sweder van Abcoude had de beide schuldigen van de aanslag op Everard T’Serclaes op zijn kasteel ontvangen waardoor hij — in de ogen van de massa — als de opdrachtgever van die moordaanslag gold. Everard T’Serclaes, de plaatselijke held die de bezettingstroepen van Lodewijk van Male, graaf van Vlaanderen, uit Brussel had verdreven, moest gewroken worden.

Sweder verliet zijn kasteel om hulp en versterking te zoeken waarna zijn echtgenote, Anna van Leyningen — om het ergste te voorkomen — de overgave van de burcht aanbood en, met haar gevolg, Gaasbeek mocht verlaten.

Het kasteel van Gaasbeek werd ingenomen, in brand gestoken en tot op de grond vernield.

Reeds in 1389 begon Sweder van Abcoude met de heropbouw van de burcht. In 1400, toen hij op weg was naar Rome, voor de viering van het Heilig Jaar, overleed de heer van Gaasbeek in Toscane. Zijn nog minderjarige zoon, Jacob van Abcoude, volgde zijn vader op in de heerlijkheid Gaasbeek. Dit gebeurde — tot aan zijn meerderjarigheid — onder de voogdij van zijn oom Willem van Abcoude.

Lees verder in “Van Kasteel naar Kasteel deel 4″ door Paul Arren. (Gaasbeek 14 blz.)