Belevenis van auteur Paul Arren die een 500-tal kastelen van België beschreef in een boekenreeks van 11 delen genaamd “Van Kasteel naar Kasteel” :
“Het moet in 1948 geweest zijn dat ik voor de eerste maal het Steen betrad, dat toen pas was heropend. Kort na dit bezoek vertelde onze klasleraar het gruwelijke verhaal van de reus Antigoon die, door toedoen van de held Brabo, zijn hand verloor. Ook vertelde hij dat men de echte hoofden en een hand van de reus en de reuzin in het Steen kon gaan zien. Meteen bleek ik de enige in de klas te zijn die in de «Reuzenzaal» van het Steen deze hoofden en handen had staan bekijken. Want de andere leerlingen «slikten» wat de meester vertelde; ik niet! Ik protesteerde dan ook luidop; zei dat het geen echte hoofden waren, dat ik er had op geklopt en dat ze van karton waren. En ik weet nog heel precies dat meester Gijzen mijn optreden toen niet goed vond!”
“Ondertussen werd de Reuzenzaal ontruimd en het interieur, w.o. de reuzehoofden en -handen, naar andere plaatsen overgebracht. Sinds 1952 mag men niet meer afdalen naar de kelders van het Steen om daar eens «heerlijk te kunnen gaan griezelen». Ik heb het «indertijd» nog wel gedaan.”
“Met een kaars in de hand daalde men voorzichtig de uitgesleten, duistere trappen af, ook beneden was geen verlichting. De flakkerende vlammetjes dansten groteske schaduwen over de muren, die volgekrast waren met allerhande namen. Ook was er een diepe put waarin men steentjes in het water kon horen vallen. De schuifelende stappen van andere toeristen in de vele gangen, het gedempte fluisteren in de holle ruimten, de foltertuigen en arm- en beenkettingen die aan de muren bevestigd waren, maakten toen heel wat meer indruk op de bezoekers dan de bovenliggende zalen van het museum dat konden doen.”
Paul Arren
Het Steen in de burcht
Geen enkel ander monument in Antwerpen is zó nauw met de vroegste geschiedenis van de stad verbonden als het Steen. De Scheldeburcht vormt met Brabo, de katedraal en het stadhuis de symbolen van de Sinjorenstad.
De oudste vermelding van de Antwerpse vesting dateert uit het jaar 693 en toen werd Rohingus genoemd als gezagvoerder van het «castrum Antwerpsis super fluvium Scalde». In 836 voeren de Noormannen de Schelde af en werd de Antwerpse burcht volledig verwoest.
De Antwerpse burcht ontstond op een schiereiland dat eertijds een paar honderd meter in de Schelde lag. In de 19de eeuw verdween dit schiereiland volledig bij de rechttrekking van de nieuwe Scheldekaaien in 1883.
De burcht was met een hoge muur van 12 m (waarvan 6 m onder de grond) afgezet, die omgeven was door een brede gracht. Deze gracht, waarin het getij op en neer ging, kon door schepen worden bevaren. Dit was dan de grens van het oude Antwerpen en deze gracht vinden we nu nog terug in een straatnaam: de Burchtgracht.
De oppervlakte die door het water werd ingesloten bedroeg 2 ha, 13 a en in deze besloten gemeenschap verhief zich de burcht, de Sinte-Walburgiskerk of Burgtkerk, met kerkplein, de gerechtszaal en vierschaar, enkele houten gebouwen voor de beambten en soldaten van de kasteelheer; terwijl het resterende gedeelte ingenomen werd door dicht opeenstaande houten huizen waartussen smalle straatjes kronkelden. De burcht van Antwerpen was dus de eerste stadskern van de latere wereldstad.
Het Steen als gevangenis
In 1303 was Antwerpen in oorlog met Mechelen, om het bezit van stapelrechten. Op de Schelde, nabij Rupelmonde, kwam het tot een treffen tussen de vloten van beide steden. Vele Mechelaars werden door de Antwerpenaren gevangen genomen, naar Antwerpen gevoerd en in het Steen opgesloten. Het is de oudste vermelding van het Steen als gevangenis en deze nieuwe bestemming zou 500 jaar duren.
Tijdens de successieoorlog, die ontbrandde in 1355 na de dood van Jan III, hertog van Brabant, deed de graaf van Vlaanderen rechten gelden op de stad Mechelen. Ondanks alle pogingen om tot een vergelijk te komen, groeide het konflikt uit tot een oorlog tussen Vlaanderen en Brabant. Antwerpen, onder Brabantse banier, zag op 17 augustus 1356 een sterke Vlaamse vloot, onder de leiding van Lodewijk van Male, graaf van Vlaanderen, in de Schelde opdoemen. De vloot ankerde véôr de stadsmuren en prompt begonnen kanonnen de Scheldestad te beschieten. Het was de eerste maal dat er geschut werd gebruikt in de Nederlanden en de Antwerpse verdedigers, in hoofdzaak boogschutters, zullen wel met verstomming zijn geslagen. De beschieting duurde niet lang; toen er verschillende branden in de stad ontstonden, gaf Antwerpen zich meteen over.
Bij zijn bezoeken aan Antwerpen verbleef Lodewijk van Male, graaf van Vlaanderen en nu tevens hertog van Brabant, herhaaldelijk op de burcht.
In 1360 brak er een geweldige oproer los naar aanleiding o.m. van het feit dat de schout, Wouter van Zeebroek, een aantal burgers in het Steen had willen opsluiten. Het kwam tot een gewapende aanval, waarbij de verbolgen Antwerpenaren vijf personen doodden, waaronder de schout en de «Steenweerder» (de bewaker van het Steen) Jan van Aken.
Filips de Stoute, die zijn schoonvader Lodewijk van Male als hertog van Brabant en heer van Antwerpen opvolgde, deed grote veranderingswerken uitvoeren aan de burcht. In 1382 had hij al krachtdadig moeten optreden omdat de Antwerpenaars op de verzande burchtgracht moestuintjes hadden aangelegd. Vanaf 1394 begon de Boergondische vorst Antwerpen tot een nieuw militair bolwerk uit te bouwen. Hij stelde de burcht in staat om een aanval met de moderne vuurwapens te trotseren : er werden nieuwe schietgaten en stevige borstweringen aangebracht; de burchtgracht werd weer uitgegraven en de aanleunende huizen afgebroken; de muren werden verhoogd en verzwaard; enz. Toen kende de Antwerpse burcht haar glorietijd als bolwerk van militaire verdediging. Niet minder dan 21 torens, bekroond met kantelen, sierden de zware muren, waarvan negen torens langs de Scheldekaai prijkten.
Het Steen als museum
Op 26 juli 1862 besloot de gemeenteraad aan een daartoe aangestelde beheercommissie het gebouw in gebruik te geven om er een Oudheidkundig Museum in te richten.
…/…
Lees verder in
deel 1 van
“Van Kasteel naar Kasteel” door Paul Arren