Wolffaertshof

Filed Under (Antwerpen, Deel 4, kastelen) by

Tagged Under : , , , , , , ,

wolffaertshofHet Wolffaertshof ligt in het centrum van de Antwerpse gemeente Aartselaar die — met de fusie van 1977 — ongewijzigd bleef.

Aartselaar wordt sterk beïnvloed door de drukke baan Antwerpen-Boom-Brussel, die de gemeente in vertikale richting doorsnijdt. Langs deze grote weg vestigde zich — na 1945 — een groot aantal fabrieken en bedrijven.

Voor de 14de eeuw behoorde Aartselaar tot het grondgebied van Kontich, dat reeds in de 8ste eeuw bestond. In 889 werden de tienden van Aartselaar door Franco, bisschop van Luik, aan de abdij van Lobbes geschonken. Van 1559 tot 1720 gaat dit patronaatsrecht naar de heer van Kantekrooi onder Mortsel om nadien terug in handen van de abdij van Lobbes te komen en dit tot aan de Franse Revolutie of tot aan het einde van het Ancien Régime.

Op 8 juni 1309 werd Aartselaar een zelfstandige parochie, waarbij de nieuwe parochiegrenzen werden vastgelegd door de abt van Lobbes en de pastoor van Kontich. De parochie viel achtereenvolgens onder de bisdommen Kamerijk, Antwerpen (1559), Mechelen (1802) en opnieuw Antwerpen (1961). Pas in 1558 kreeg Aartselaar een eigen schepenbank en werd sindsdien een zelfstandige gemeente.

Het Wolffaertshof is in de loop der geschiedenis sterk verbonden geweest met de kerkgemeenschap van Aartselaar. Bijna 300 jaar lang is het de woning geweest voor de pastoors van de Sint-Leonardusparochie.

Evenmin als kasteel Solhof te Aartselaar — ondanks zijn naam — iets met muziek of muzieknoten te maken heeft, heeft Wolffaertshof iets met wolven te maken.

Het kasteel werd wel genoemd naar één der vroegere eigenaars ervan, Jacobus Wolffaert, een mens van vlees en bloed. Toch kwamen er wolven voor in Aartselaar, en zelfs agressieve. Zo lazen we dat wolven heel wat schade aanrichtten tussen de huisdieren en dat deze bloeddorstige dieren ook mensen aanvielen. De roofdieren maakten het zo bont dat de schout beroep moest doen op de baljuw van het Land van Waas om er wolvennetten te ontlenen.

Het Wolffaertshof — gebouwd voor 1480 — was vroeger een versterkt kasteel. Na een mm of meer turbulent bestaan, met bezettingen door vreemde soldaten van velerlei pluimage, en met wisselende eigenaars, kwam het kasteelgoed, via Heyndric van Regemorter, over een zekere meester Dorn, in 1559 aan Jacobus Wolffaert, die zijn naam aan het kasteel koppelde.

Jacobus Wolffaert, aalmoezenier van de stad Antwerpen, werd opgevolgd door zijn zoon Jacob Wolffaert de Jonge, maar die verkocht zijn bezittingen onder Aartselaar (w.o. het Wolffaertshof) aan Jeronimo del Rio, zoon van Antonio del Rio, heer van Cleydael, enz., en van Eleonora Lopez de Villanova ( † Antwerpen 21 april 1606).

De familie del Rio was afkomstig uit Burgos in het Spaanse Castilië. Antonio del Rio — een zeer godsdienstig man — en daarom een hardnekkig tegenstander van de Reformatie — liet de kerk van Aartselaar, na de Beeldenstorm, op zijn kosten herstellen, Louis del Rio, broer van Antonio, maakte deel uit van de Inquisitionele Raad van Beroerte, in de volksmond Bloedraad genoemd.

Uit “Van Kasteel naar Kasteel deel 4″ door Paul Arren.

Solhof te Aartselaar

Filed Under (Antwerpen, Deel 1, kastelen) by

Tagged Under : , , , , , , , , , ,

Op het Laar, het gemeenteplein van Aartselaar, staat nog een schandpaal of «kaecke» waaraan vroeger, voornamelijk op de marktdagen, de misdadigers tot hun eigen schande werden tentoongesteld («aan de kaak gesteld»). Deze schandpaal dateert van voor 1559 en werd op de oude dorpspomp geplaatst. Dit «Laar» was lange tijd ook een twistpunt tussen de heren van Cleydael en de kerk. Zelfs het gemeentebestuur maakte in 1858 nog aanspraak op dit dorpsplein, dat eigenlijk aan de Kerk toebehoorde.

Aartselaar bezat vroeger twee windmolens, waarvan de oudste molen, deze op het domein van Cleydael, in 1915 werd gesloopt. Op het gehucht «Het Heiken», langs de steenweg naar Reet, staat nog de prachtige houten standaardwindmolen met gesloten voet, «de molen op het Heiken» genoemd, een énig eksemplaar van dit type in de streek. In een balk van de molen werd het jaar 1801 gebeiteld, waarschijnlijk de datum van zijn oprichting; de bouw van deze molen stuitte toen op het verzet van Cornelius Spruyt, «de molder op Cleydaelmolen».

In 1914 werd de «molen op het Heiken», bij de inval van de Duitsers, zwaar beschadigd, en tijdens een hevig onweer in 1957 werd hij, opnieuw zwaar beschadigd door blikseminslag, buiten gebruik gesteld. Dankzij de heer Frédéric Sheid, telg uit de bekende redersfamilie en eigenaar van het kasteel Cleydael, werd hij hersteld en door molenbouwer Caers grondig gerestaureerd. De molen werd gemeente-eigendom in 1961 en op 27 september 1964 werd hij plechtig ingedraaid.

Aartselaar bezit nog heel wat groene stroken, kabbelende beekjes en rustige wegeltjes, die echter voor velen onbekende oorden zijn. Daarom besloot het gemeentebestuur, enkele jaren terug, op haar grondgebied drie wandelpaden uit te stippelen, die alle interessante plekjes aandoen: «Het Koekoekpad» , «De Groenwandeling» en de «Kastelenwandeling» (6 km).

Uit “Van Kasteel naar Kasteel deel 1” door Paul Arren.