Kasteel Den Tip

Filed Under (Antwerpen, Deel 8) by

Tagged Under : , , , , ,

vknk_arendonk_den_tip

Vanaf de middeleeuwen was Arendonk bekend als het belangrijkste centrum in de Nederlanden voor de valkenafrichting. Aan alle grote hoven van Europa kon men Arendonkse valkeniers aantreffen en Parijs bezit zelfs een rue Arendonck, als hommage aan de gespecialiseerde valkenafrichters uit Arendonk.

Arendonk was in de 15de en 16de eeuw vermaard om zijn lijnwaadnijverheid en later — vanaf de 19de eeuw tot aan Wereldoorlog  I— gekend voor de sigarenfabrikatie.

…/…

Jonkheer Louis-Alphonse de Cartier werd — op 12 februari 1946 in Sint-Jans-Molenbeek — geadopteerd door zijn neef Emile, baron de Cartier de Marchienne, en kon — van toen af — de naam van zijn adoptievader voeren. Emile-Ernest, baron (vanaf 15 november 1919) de Cartier de Marchienne (Schaarbeek 30 november 1871 — Londen 10 mei 1946), doctor in de rechten; ambassadeur voor België; enz., was de oudste van twee zonen van Paul-Emile-Joseph-Ghislain de Cartier de Marchienne (1837-1887) en van Louisa-Jane Brown O’Meara (1849-1935). Baron Emile de Cartier de Marchienne had geen kinderen uit zijn twee huwelijken, waardoor hij zijn neef adopteerde om de naam de Marchienne in de familie te behouden. Marchienne (-au-Pont) was een oude heerlijkheid die gedurende lange tijd in handen van de familie de Cartier was.

Jonkheer Louis de Cartier de Marchienne bekwam — in Brussel op 9 februari 1968 van koning Boudewijn — de titel van baron, overdraagbaar bij eerstgeboorte.

Veel meer over Den Tip in deel 8 van de reeks “Van Kasteel naar Kasteel” door Paul Arren, kasteel-o-loog.

Kasteel Ropstock

Filed Under (Antwerpen, Deel 6) by

Tagged Under : , , , , ,

vknk_ropstock_mertens_wapenschildDe herkomst van de naam Ropstock is onbekend en werd pas op het einde van de 19de eeuw gegeven aan het kasteeltje, dat toen — op de plaats van een oud speelhuis — werd opgericht door de echtelieden van Hese-Cools.

Dit speelhuis of huis van plaisantie — waarbij een hoeve met winnende landen hoorde — bestond reeds in de l6de eeuw en was toen eigendom van Hercules Herls.

Hercules Herls, rentmeester van het Sint-Baafskapittel te Gent, enz., en zijn echtgenote Margaretha de Succa, hadden het eigendom onder Boechout verkregen van Joanna de Mangeleere.

Hercules Herls werd op 24 december 1578 door de proost van Sint-Baafs aangesteld als koster te Wilrijk.

Hij was gehuwd met Margaretha de Succa, weduwe van Jan Lambrechts, die twee kinderen had : Barbara en Jan. In het huwelijk Herls-de Succa zagen eveneens twee kinderen het levens- licht : Hercules en Margaretha.

Nadat Hercules Herls overleden was kwamen zijn landgoederen testamentair aan zijn zoon Hercules jr., die er — op 29 mei 1608 — het leenverhef van deed voor het leenhof van Brabant. Bij octrooi van 1 september 1613 afgekondigd in de Raad van Brabant, bekwam Hercules. Herls jr. de machtiging om een jaarlijkse erfelijke rente van honderd Carolusgulden te verkopen op

een hoeve met huyse, stallinghe, speelhuyse, gronde ende allen toebehoorten, gestaen ende geleghen ende parochie van Bouchout . . . »

Hercules Herculessone Herls en zijn zus Margaretha Herls verkochten — op 6 mei 1615 — een gedeelte van hun leengoederen (waaronder het grondgebied van het latere Ropstockdomein), aan Hendrik Schotti, lid van de Grote Raad van Mechelen, enz. die er — op 23 juni 1615 — het verhef van deed.

Lees meer in deel 6 van de reeks “Van Kasteel naar Kasteel” door Paul Arren.

Kasteel Heuvelhof

Filed Under (Antwerpen, Deel 7) by

Tagged Under : , , , ,

vknk_heuvelhofHet Heuvelhof — dat op 6 oktober 1973 officieel als gemeentehuis van Boechout in gebruik werd genomen — is een recent gebouwd kasteel.

Op de plaats waar dit kasteelgoed zich bevindt was gedurende vele eeuwen een landbouw-onderneming gevestigd. De Heuvelstraat, waar het Heuvelhof is gelegen, is één der oudste straten van de gemeente Boechout. De straat werd zo genoemd omdat zij over de heuvels loopt, d.i. de hoogtelijn van 15 meter, die als een soort laagplateau, of langgerekte terreinwelving, midden door Boechout loopt. Deze heuvelrug vormt de scheiding tussen de Scheldevallei in het westen en de Netevallei in het zuidoosten. De Heuvelstraat (vroeger de «Huevelt» en via «Heuvelstrate» naar «Heuvelstraat») dankt ongetwijfeld haar naam aan dit hoogteveld en niet — zoals soms beweerd wordt — aan kasteel Heuvelhof.

Het domein, dat later het Heuvelhof zou worden, werd reeds in 1399 vermeld als eigendom van Willem van Campecker (ook Campacker geschreven) en op die bezitting stond een woning die door de eigenaar en zijn familie werd betrokken. Jaarlijks diende de bezitter van dit goed aan het laathof (of cijnshof) van Sombeke, dat afhing van de Gentse Sint-Baafsabdij, een grondcijns van 15 oude groten te betalen. In die periode hoorde Boechout onder het graafschap Vlaanderen en dat kwam zo …/…

Op 3 mei 1881 werden de goederen te Boechout toegewezen aan François-Hyacinthe Waterkeyn, die ze onmiddellijk verhuurde aan zijn broer. Na het overlijden van Henri-François Waterkeyn kwam François-Hyacinthe naar Boechout, waar hij het kasteeltje betrok tot aan zijn overlijden in 1902.

Van zijn drie zonen : Joseph-Marie, Jean-Pierre en Aloïs-Henri, was het de oudste die in het bezit kwam van het landhuis met de stallingen, remise, hof, enz., in totaal 2 ha 56 a groot. Door uitwisseling met zijn broers wist Joseph Waterkeyn — op 3 maart 1904 — het ganse domein te verwerven.

In 1909 liet Joseph-Marie-François-Constant Waterkeyn (1865-1963) het landhuis afbreken om op dezelfde plaats — in 1910 — een nieuw kasteel te bouwen. Het werd een nagenoeg rechthoekig gebouw (bezet met natuursteen), van twee bouwlagen, in neo-Lodewijk XVI-stijl, onder een pseudo-mansardedak. Het was een ontwerp van architekt Albert Arnou uit Antwerpen. Het nieuwe kasteel werd Heuvelhof gedoopt.

Amper vier jaar later, in het begin van oktober 1914, werd het nog nieuwe kasteel door de Duitsers totaal afgebrand. Alleen de muren bleven overeind en zouden acht jaar lang getuigen van het ondergane geweld.

Alles over Heuvelhof in deel 7 “Van Kasteel naar Kasteel” door Paul Arren

Spokenhof

Filed Under (Antwerpen, Deel 5) by

Tagged Under : , , , , , , ,

vknk_spokenhofWaarschijnlijk werd de naam «Spokenhof» in de volksmond geboren in een periode dat het gebouw onbewoond was en de omgeving er totaal verwijderd bijlag. Daarbij kwam dan nog dat er in de buurt van het hof regelmatig zaken verdwenen en er — vooral ‘s nachts — geheimzinnige dingen gesignaleerd werden. Door de eenzaamheid van deze afgelegen en desolate plaats hadden eenvoudige mensen redenen genoeg om in één of andere sprookjesgeschiedenis te geloven.

Volgens sommigen is «Spokenhof» een vervorming van het nabijgelegen «Sompekenhof», eens de zetel van het laat- of cijnshof van Sompeke (of Sombeke), waartoe ook het Spokenhof behoorde. Een laathof is een lager gerecht, dat ook vonnist over eigendoms-, cijns-, huur- en dienstrechten. … / …

… Op het einde van het jaar 1921 verkocht Bénedict, baron Gillès de Pélichy het Labistratenhof aan de Vlaamse toondichter Jef Van Hoof. Het is best mogelijk dat Jef Van Hoof, deze Vlaming in merg en been, vreemd bloed in de aderen had. Zijn vader werd ingeschreven als het natuurlijk kind van de ongehuwde Maria-Theresia Van Hoof, die dienstmeid was te Gestel (nu onder Berlaar) op het kasteel Gestelhof van Karel, baron van Bieberstein Rogalla Zowadski (1834-1890) — telg uit een oud Pools geslacht. De baron bekommerde zich om de artistieke opleiding van Frans Van Hoof, die op zijn kosten te Mechelen tekenlessen en muziekonderricht kreeg; hij was tevens een talentvol toneelspeler. Frans Van Hoof werd koster in de Sint-Catherinakerk en daarna in de Sint-Michielskerk, beide in Antwerpen-Zuid. Hij huwde met Octavie Van Kerschaever uit Zwijndrecht die hem vijf zonen schonk, waaronder Jef Van Hoof. Hij werd op 8 mei 1886 in de Antwerpse Belegstraat nummer 5 geboren. Omdat Jef de oudste was moest hij als broekventje voor het gezin in de bres springen door kaarsen te verkopen, zijn vader te vervangen aan het orgel, enz. Lager onderwijs volgde hij in de Kammenstraat bij de «nonnen» (“les nonnes de djeu”, zoals hij ze altijd noemde). Bij de paters Jezuïeten van het Sint-Ignatiusinstituut hield hij het echter niet lang vol, het was de eerste, maar zeker niet de laatste maal dat hij als ongewenst beschouwd werd. Aan het Antwerps Konservatorium studeerde hij orgel bij Jozef Callaerts en Arthur de Hovre en harmonie en kontrapunt bij Lodewijk Mortelmans en Paul Gilson. Aan dit konservatorium behoorde hij tot de «kontestanten», een groep die opkwam tegen de «Franskiljons» en de volksvreemde muziek.

Door het lot gedwongen (de dood van zijn moeder in 1907) moest hij zijn droom om klaviervirtuoos te worden opgeven.

In 1908 komponeerde Jef Van Hoof — op tekst van Nico Gunzburg — een «Oproep» voor de vervlaamsing van de Gentse universiteit. Toen in 1909 zijn «Groeninge» (op een gedicht van Guido Gezelle) door het Algemeen Nederlands Verbond te Antwerpen bekroond werd, duurde het niet lang of Jef Van Hoof werd — samen met zijn strijdlied — hét symbool van Vlaamse weerbaarheid.

Jef Van Hoof sloot zich aan bij de Groeningerwacht en in november 1918 kwam hij in de gevangenis terecht. Samen met Lode Craeybeckx, Herman Vos, e.v.a. moest hij boeten voor zijn Vlaamse onkreukbaarheid.
Ten huize van prof. dr. A. de Groodt, die met zijn gezin het mooie slot «Kantekrooi» te Mortsel bewoonde, vond hij niet alleen begrip en aanmoediging maar ook financiële steun, hij was er namelijk muziekleraar van de kinderen. In deze machtige burcht — eens het stamslot van kardinaal Granvelle — ontmoette hij vele beroemdheden, zoals Albert Einstein en Rabindranath Tagore en vergastte hen op recitals.

… / … lees alles over Spokenhof in deel 5 in de reeks Van Kasteel naar Kasteel” door Paul Arren.

Kasteel De Buerstede

Filed Under (Antwerpen, Deel 2, kastelen) by

Tagged Under : , , ,

vknk_wsHet kasteel de Buerstede was van oorsprong een oud versterkt hof, dat in de XVde eeuw toebehoorde aan de familie Sanders.

Jonkheer Jan Sanders, markgraaf van Antwerpen (1434-1451), enz., huwde eerst Catherina van de Werve, vrouwe van Cleydael (dochter van Jan van de Werve, schepen van Antwerpen, en van Clara van Wyneghem). Na haar dood hertrouwde hij met Beatrice Stoevers (of Stoovers), gezegd van der Bruggen, vrouwe van Buerstede, Stoevers, ten Essche, Ter Vekene, ter Bruggen, enz.

Jan Sanders overleed in 1466 en werd opgevolgd door zijn zoon, jonkheer Adriaan Sanders, heer van Cleydael, Aertselaer, Blaesvelt, Buerstede, Ter Vekene, enz., die te Aartselaar begraven werd op 1 november 1494. …/…

Na Jacob de Witte werd de heerlijkheid Buerstede aangekocht door jonker Jacques van Caestre, schepen van de stad Mechelen. In de akte van overdracht staat de heerlijkheid beschreven als :
“.. .‘t hof ende heerlijkheid van Buerstede, metten huize, landen, bossen en ander toebehoorten, af- en aanhankelijkheden vandien, gelegen onder den dame van Aartselaar, groot omtrent 14 bunderen, te leen gehouden van hare hooghedens leenhove van den lande van Mechelen, en dat met al de verlopen van cijnsen en vervallen, den voorseiden hove en heerlijkheid open en onbetaald staande, garanderende ‘t voorschreven hof en heerlijkheid van Buerstede met de toebehoorten vrij van alle renten en alle dergelijke lasten. “
In 1870 kocht René Moretus van Pierre de Moreau de kastelen van Bioul en Neffe en in 1876 kocht hij van de erven Karel de Crane d’Heysselaer-van Ertborn, het kasteeldomein de Buerstede onder Aartselaar. In 1878 kocht hij van Eugeen de Decker het «Hof van Brabant» onder Hoboken en in 1890 verwierf hij het kasteel «Steytelinck» onder Wilrijk uit de erfenis van de douairière Ullens-Ullens.
René Moretus huwde met Louise de Theux de Meylandt (1852-1923) en uit dit huwelijk sproten 4 kinderen :
  • — Marie Moretus 0873-1926), huwde in 1894 met Louis, graaf de Bergeyck (1871-1938).  Na de dood van haar vader erfde zij het kasteel van Neffe.
  • — Karel, graaf Moretus-Plantin de Bouchout, geboren in 1875,  huwde met Emilie de Bergeyck (1879-1940). In 1907 kocht hij van Gaston, graaf de …/…

Lees alles over de Buerstede in deel 2 “Van Kasteel naar Kasteel” door Paul Arren

Het Steen

Filed Under (Antwerpen, Deel 1, kastelen) by

Tagged Under : , , , , , , , , , , , ,

Belevenis van auteur Paul Arren die een 500-tal kastelen van België beschreef in een boekenreeks van 11 delen genaamd “Van Kasteel naar Kasteel” :
 

“Het moet in 1948 geweest zijn dat ik voor de eerste maal het Steen betrad, dat toen pas was heropend. Kort na dit bezoek vertelde onze klasleraar het gruwelijke verhaal van de reus Antigoon die, door toedoen van de held Brabo, zijn hand verloor. Ook vertelde hij dat men de echte hoofden en een hand van de reus en de reuzin in het Steen kon gaan zien. Meteen bleek ik de enige in de klas te zijn die in de «Reuzenzaal» van het Steen deze hoofden en handen had staan bekijken. Want de andere leerlingen «slikten» wat de meester vertelde; ik niet! Ik protesteerde dan ook luidop; zei dat het geen echte hoofden waren, dat ik er had op geklopt en dat ze van karton waren. En ik weet nog heel precies dat meester Gijzen mijn optreden toen niet goed vond!”
 
“Ondertussen werd de Reuzenzaal ontruimd en het interieur, w.o. de reuzehoofden en -handen, naar andere plaatsen overgebracht. Sinds 1952 mag men niet meer afdalen naar de kelders van het Steen om daar eens «heerlijk te kunnen gaan griezelen». Ik heb het «indertijd» nog wel gedaan.”
 
“Met een kaars in de hand daalde men voorzichtig de uitgesleten, duistere trappen af, ook beneden was geen verlichting. De flakkerende vlammetjes dansten groteske schaduwen over de muren, die volgekrast waren met allerhande namen. Ook was er een diepe put waarin men steentjes in het water kon horen vallen. De schuifelende stappen van andere toeristen in de vele gangen, het gedempte fluisteren in de holle ruimten, de foltertuigen en arm- en beenkettingen die aan de muren bevestigd waren, maakten toen heel wat meer indruk op de bezoekers dan de bovenliggende zalen van het museum dat konden doen.”

Paul Arren

 

Het Steen in de burcht

Geen enkel ander monument in Antwerpen is zó nauw met de vroegste geschiedenis van de stad verbonden als het Steen. De Scheldeburcht vormt met Brabo, de katedraal en het stadhuis de symbolen van de Sinjorenstad.

vknk_steenDe oudste vermelding van de Antwerpse vesting dateert uit het jaar 693 en toen werd Rohingus genoemd als gezagvoerder van het «castrum Antwerpsis super fluvium Scalde». In 836 voeren de Noormannen de Schelde af en werd de Antwerpse burcht volledig verwoest.

De Antwerpse burcht ontstond op een schiereiland dat eertijds een paar honderd meter in de Schelde lag. In de 19de eeuw verdween dit schiereiland volledig bij de rechttrekking van de nieuwe Scheldekaaien in 1883.

De burcht was met een hoge muur van 12 m (waarvan 6 m onder de grond) afgezet, die omgeven was door een brede gracht. Deze gracht, waarin het getij op en neer ging, kon door schepen worden bevaren. Dit was dan de grens van het oude Antwerpen en deze gracht vinden we nu nog terug in een straatnaam: de Burchtgracht.
De oppervlakte die door het water werd ingesloten bedroeg 2 ha, 13 a en in deze besloten gemeenschap verhief zich de burcht, de Sinte-Walburgiskerk of Burgtkerk, met kerkplein, de gerechtszaal en vierschaar, enkele houten gebouwen voor de beambten en soldaten van de kasteelheer; terwijl het resterende gedeelte ingenomen werd door dicht opeenstaande houten huizen waartussen smalle straatjes kronkelden. De burcht van Antwerpen was dus de eerste stadskern van de latere wereldstad.

 

Het Steen als gevangenis

In 1303 was Antwerpen in oorlog met Mechelen, om het bezit van stapelrechten. Op de Schelde, nabij Rupelmonde, kwam het tot een treffen tussen de vloten van beide steden. Vele Mechelaars werden door de Antwerpenaren gevangen genomen, naar Antwerpen gevoerd en in het Steen opgesloten. Het is de oudste vermelding van het Steen als gevangenis en deze nieuwe bestemming zou 500 jaar duren.
Tijdens de successieoorlog, die ontbrandde in 1355 na de dood van Jan III, hertog van Brabant, deed de graaf van Vlaanderen rechten gelden op de stad Mechelen. Ondanks alle pogingen om tot een vergelijk te komen, groeide het konflikt uit tot een oorlog tussen Vlaanderen en Brabant. Antwerpen, onder Brabantse banier, zag op 17 augustus 1356 een sterke Vlaamse vloot, onder de leiding van Lodewijk van Male, graaf van Vlaanderen, in de Schelde opdoemen. De vloot ankerde véôr de stadsmuren en prompt begonnen kanonnen de Scheldestad te beschieten. Het was de eerste maal dat er geschut werd gebruikt in de Nederlanden en de Antwerpse verdedigers, in hoofdzaak boogschutters, zullen wel met verstomming zijn geslagen. De beschieting duurde niet lang; toen er verschillende branden in de stad ontstonden, gaf Antwerpen zich meteen over.
Bij zijn bezoeken aan Antwerpen verbleef Lodewijk van Male, graaf van Vlaanderen en nu tevens hertog van Brabant, herhaaldelijk op de burcht.
In 1360 brak er een geweldige oproer los naar aanleiding o.m. van het feit dat de schout, Wouter van Zeebroek, een aantal burgers in het Steen had willen opsluiten. Het kwam tot een gewapende aanval, waarbij de verbolgen Antwerpenaren vijf personen doodden, waaronder de schout en de «Steenweerder» (de bewaker van het Steen) Jan van Aken.
Filips de Stoute, die zijn schoonvader Lodewijk van Male als hertog van Brabant en heer van Antwerpen opvolgde, deed grote veranderingswerken uitvoeren aan de burcht. In 1382 had hij al krachtdadig moeten optreden omdat de Antwerpenaars op de verzande burchtgracht moestuintjes hadden aangelegd. Vanaf 1394 begon de Boergondische vorst Antwerpen tot een nieuw militair bolwerk uit te bouwen. Hij stelde de burcht in staat om een aanval met de moderne vuurwapens te trotseren : er werden nieuwe schietgaten en stevige borstweringen aangebracht; de burchtgracht werd weer uitgegraven en de aanleunende huizen afgebroken; de muren werden verhoogd en verzwaard; enz. Toen kende de Antwerpse burcht haar glorietijd als bolwerk van militaire verdediging. Niet minder dan 21 torens, bekroond met kantelen, sierden de zware muren, waarvan negen torens langs de Scheldekaai prijkten.

 

Het Steen als museum

Op 26 juli 1862 besloot de gemeenteraad aan een daartoe aangestelde beheercommissie het gebouw in gebruik te geven om er een Oudheidkundig Museum in te richten.
…/…
Lees verder in deel 1 van Van Kasteel naar Kasteel” door Paul Arren

 

Cleydael

Filed Under (Antwerpen, Deel 5, kastelen) by

Tagged Under : , , , , , ,

Tot de weinige burchten die hun oorspronkelijk middeleeuws uitzicht bewaarden moet, als één der bijzonderste voorbeelden, het kasteel Cleydael in Aartselaar  gerekend worden. Deze lovende uitspraak komt van de Duitser Karl Wach, één der weinige buitenlandse specialisten, die een diepgaand onderzoek wijdde aan een aantal Vlaamse en Brabantse kastelen.

vknk_cleydael

Cleydael is dan ook een schoolvoorbeeld van een versterkt waterslot; langs alle zijden door diepe grachten omringd (gevoed door de wateren van de Grote Struisbeek), was het kasteel Cleydael gedurende vele eeuwen een voorpost van de verdedigingswerken rondom de stad Antwerpen. Reeds rond 1200 noemden leden van het geslacht Sanders, genaamd van Hemessen (= Hemiksem), zich heren van Cleydael. Het is dan ook heel waarschijnlijk dat de van Hemessens er in die periode reeds een versterking bezaten.

In 1331 werd Alexander Bode heer van Cleydael genoemd. Hij was een zoon van Gillis Bode en van Margaretha van Schelle (of Sanders) en de familie Bode behoorde tot de oudste patriciërsgeslachten van de stad Antwerpen.

Om een — op het eerste gezicht — onbegrijpelijke reden werden de Sanders’ van Cleydael onterfd, waarna het ganse leengoed door de hertog van Brabant geschonken werd aan ridder Geeraerd van der Elst.

Het is dan ook goed mogelijk dat de Brabantse hertog gebruik maakte van het feit dat Jan Sanders II overleden was zonder rechtstreekse opvolger, om Cleydael aan de Brabant-getrouwe Geeraerd van der Elst te geven. Voldoende reden om een vete te doen ontstaan tussen de familie van der Elst en de familie Sanders, die zich tekort gedaan voelde. De familie Sanders was blijkbaar niet bij machte om de zaken ongedaan te maken, want op de lijst der krijgsgevangenen in de Slag van Bösweiler (24 augustus 1371), waar het leger van de Brabantse hertog verslagen werd door dat van zijn aartsrivaal, de hertog van Gelre, komt ridder Geeraerd van der Elst voor met de vermelding «heer van Cleydael” ….

Joannes-Egidius Peeters d’Aertselaer, die bij zijn overlijden een netto nalatenschap van 2.971.944 gulden naliet, had drie dochters:

— Marie-Louise, die volgt;

— Thérèse-Françoise, gehuwd — op 3 november 1770 — met Philip-Louis, baron van de Werve (2 oktober 1748 — 23 april 1834), baron van Schilde; enz., zoon van Karel-Filips van de Werve (1706-1776), graaf van Vorselaar, baron van Lichtaart, Rielen; enz., en van Maria-Anna de Pret en reeds weduwnaar van Maria-Alexandrina de Fraula (19 oktober 1746 — 5 januari 1770); en

— Francisca-Jacoba (1751-1805), trad in 1778 in het huwelijk met Jean-Baptiste-Joseph Guyot (1748-1789), doctor in de rechten; grootaalmoezenier van de stad Antwerpen; enz.

Marie-Louise Peeters d’Aertselaer (1748-1804), erfde Cleydael en droeg het kasteeldomein over aan haar echtgenoot Hendrik-Jozef Stier (16 februari 1743-1821), die tevens de heerlijkheid Aartselaar kocht van de andere erfgenamen.

Lees verder in deel 5 – Van Kasteel naar Kasteel door Paul Arren

Kasteel d’Ursel

Filed Under (Antwerpen, Deel 1, Video) by

Tagged Under : , , , , , , , ,

Hingene is een schilderachtige Antwerpse poldergemeente, in het oosten begrensd door de Rupel en de Vliet en in het noorden door de Schelde, die hier al 350 m breed is. De Rupel, eertijds «Rupila» genoemd, gevormd door de samenvloeiing van de Nete en de Dijle, is te Hingene 200 m breed.

In het centrum van het dorp verheft zich het indrukwekkend kasteel van Hingene, midden een park van 18 ha. Het ontstaan van dit kasteeldomein gaat terug tot een omwalde schranshoeve uit de Frankische kolonisatie in de vijfde eeuw. De oudste vermelding ervan, aangehaald door kanunnik-geschiedschrijver Miraeus, dateert uit 1120.

vknk_du

Na deel uitgemaakt te hebben van het enorme domein der hertogen van Vendôme werd de heerlijkheid Hingene, met verschillende andere bezittingen, op 9 februari 1535 voor 30.000 gouden Carolus door Maria van Luxemburg, gravin van Vendôme, verkocht aan de machtige graaf Hendrik van Nassau.

Willem, graaf van Nassau, prins van Oranje, beter gekend als Willem de Zwijger, kleinzoon van Hendrik, leefde té prinselijk en moest Hingene verkopen om zijn schulden te kunnen betalen. Melchior Schetz, verwierf de heerlijkheid op 15 september 1560 voor 41.000 gulden. Dit was de laatste maal dat het landgoed verkocht werd, (tot in 1973) want vanaf toen zou het van generatie op generatie overgaan door overerving. De heren van de Schetz-dynastie behoorden tot de rijkste bankiers en kooplieden die Europa ooit had gekend.

…/…

Uit de familie van Ursel sproten verschillende schepenen en burgemeesters van Antwerpen. De laatste mannelijke telg van Ursel was schepen in 1525 en verschillende malen burgemeester van Antwerpen tussen 1532 en 1570. Hij verbond zich in een eerste huwelijk met Barbara van Liere, dochter van Willem van Liere en van Norbertina van Halmale; trouwde vervolgens met Clementine van der Heyden en ging een derde echtvereniging aan met Adriana Rockox. Van zijn eerste gade had hij twee kinderen :

  1. Maria, die huwde met ridder Ambroos Tucher, zoon van ridder Lazarus Tucher, raadsheer van keizer Karel V en later van diens zoon Philips II, en van Jakoba Cocquiel
  2. Katerina van Ursel, gehuwd met Gaspar Schetz.

Van zijn derde vrouw had Lansloot één dochter, Barbara, en het was deze edelvrouw die, als laatste erfgenaam van haar vader, door een akte van 17 maart 1617, haar neef Coenraad Schetz, zoon van Gaspar, baron van Wesemael, enz. en van Katherina van Ursel, als algemeen erfgenaam erkende, op voorwaarde dat hij en zijn afstammelingen de naam en de wapens van Ursel zouden overnemen….

lees verder in Deel 1 “Van Kasteel naar Kasteel” door Paul Arren.

Het Kasteel d’Ursel heeft een stek op Youtube waar verschillende filmpjes te zien zijn waarin het kasteel centraal staat.

Bekijk meer filmpjes en fragmenten op de Youtube pagina van Kasteel d’Ursel

Kasteel Beaulieu

Filed Under (Antwerpen, Deel_10, kastelen) by

Tagged Under : , , , , , , , , ,

Kasteel Beaulieu stond in Kapellen, noordelijk van Antwerpen, maar werd tijdens W.O. II volledig vernield en niet meer heropgebouwd. Het kasteelpark werd eigendom van Kapellen en als gemeentepark in gebruik genomen.

Kapellen heette eertijds “Hoghescote” (eerste vermelding in 1277) omdat het grondgebied iets hoger lag dan de naburige polderstreek.

Advokaat Joseph Schobbens vermeldt in het tweede deel van zijn drieluik “Dans la province d’Anvers” dat Beaulieu toebehoorde aan het echtpaar Edouard van den Berghe-Octavie Morel en dat het zestien ha grote kasteeldomein voordien eigendom was van dokter Vissers. Opzoekingen, in zowel de registratiekantoren van Kapellen, Brasschaat en Antwerpen, bleven — ondanks de vriendelijke en deskundige hulp — zonder resultaat. Dokter Vissers hebben we niet kunnen terugvinden, maar de volgende eigenaar, Edouard van den Berghe, gelukkig wel.

Edouard-Adrien-Joseph van den Berghe was het jongste van vier kinderen van Charles-JeanJoseph van den Berghe (1785-1832) en van Henriette-Marie-Isabelle Moretus (1793-1869), toenmalige eigenaars van het kasteeldomein Oude Gracht in Hoogboom (toen onder Ekeren, nu Kapels grondgebied).

Jonkheer Edouard van den Berghe (Antwerpen 17 maart 1821 — aldaar 14 februari 1881), huwde — in Froidmont bij Doornik op 8 december 1858 — met Octavie-Adèle Morel (Doornik 8 maart 1825 — Kapellen 26 december 1919), oudste van twee kinderen van Eugène-Louis Morel (1792-1852) en van Louise-Céline-Zoë Lefebvre (1804-1884). Het huwelijk van den Berghe-Morel bleef kinderloos waarna het kasteeldomein Beaulieu — met 14 ha 79 a 10 ca — op 1 april 1911 verkocht werd aan Emile, graaf Le Grelle, vierde van acht kinderen van Jean (genoemd Auguste)-Baptiste-Auguste-Antoine-Joseph-Louis-Guillaume, graaf Le Grelle (1817-1891), en van Mathilde-Henriette-Marie de Burbure de Wesembeeck (1819-1899).

beaulieu

Lees verder in Van Kasteel naar Kasteel deel 10 door Paul Arren.

Kasteel Den Brandt

Filed Under (Antwerpen, Deel 1, kastelen) by

Tagged Under : , , , , , ,

vknk_brandtSinds 17 februari 1910 is de stad Antwerpen eigenares van het prachtige Nachtegalenpark, dat ontstond door samenvoeging van drie kasteeldomeinen : Den Brandt, Middelheim en Vogelenzang. Voor deze drie domeinen samen betaalde Antwerpen ca. 12 miljoen aan de laatste eigenaars, voor die tijd een niet onaardig bedrag. Een groot gedeelte van dit 80 ha grote park ressorteerde vroeger onder de gemeente Berchem, terwijl het andere gedeelte binnen de grenzen van Wilrijk viel.

Den Brandt
Het grootste gedeelte van het kasteeldomein Den Brandt viel vroeger binnen de grenzen van Wilrijk. Dit noordoosten van Wilrijk, tegen de Antwerpse en Berchemse grenzen, bevatte de slechtste gronden van de gemeente. De «Wilrijckse Heyde» was een lastig afwaterende hoogvlakte, die naar het oosten nog meer zanderig werd.

Naarmate de bevolking van de Frankische dorpskern aangroeide liet zich de landhonger gevoelen, en bleven er onze voorouders maar twee mogelijkheden: uitwijken naar een minder bevolkte plaats of trachten de wildernis of «wastine» om te vormen tot bestaansverzekerende gronden. Zo werd een groot gedeelte in het oosten van Wilrijk afgebakend, in brand gestoken, waarna de asse in de grond werd geploegd om deze te bevruchten. Zo ontstonden er meerdere vruchtbare landbouwgronden op plaatsen die alleen met varens, heide en ander struikgewas begroeid waren geweest. De naam «Brant» of «Ten Brande» verschijnt vanaf de oudst bewaarde schepenbrieven en Ten Brande omvatte toen reeds een hof naast een hoeve.

Sancho de Villamonte, een Spaans koopman, bezat Ten Brande dat hij in, of kort voor 1564 overdroeg aan zijn zoon Pasquier de Villamonte, gehuwd met Sara sKempenaeren.

Volgens een schepenbrief van 14 april 1564 verkoopt Pasquier het goed aan de Antwerpse financier Cornelis van Laer en zijn echtgenote Anna Musch. Dit echtpaar draagt het kasteelgoed over aan hun zoon, Cornelis van Laer de Jonge, …

Lees verder over de geschiedenis van Den Brandt in Van Kasteel naar Kasteel deel 1″ door Paul Arren.

Kasteel Den Brandt was te zien in het VTM programma “Mijn Restaurant“: In Den Brandt hebben de kandidaten de mission statement verdedigd voor kritische jury. (zie video)