Anvaing

Categorie (Deel 4, Henegouwen) door

Sleutelwoorden : , , , , , , , ,

vknk_anvaingAnvaing, gelegen aan de Rhosne (een bijrivier van de Schelde), verwierf ook bekendheid in de hedendaagse geschiedenis. Op 28 mei 1940 werd in het kasteel van Anvaing het protokol van de overgave van het Belgisch leger getekend.

Anvaing werd reeds vermeld in 863 als «Anvinium», dat later gewijzigd werd in Anvennis en Anven. Vanaf het einde van de 12de eeuw schreef men Anvaing en die benaming bleef sindsdien ongewijzigd.

Het territorium van Anvaing grensde aan een oude landweg die tijdens de Romeinse bezetting werd aangelegd en die Bavay verbond met de kust. Vlak bij deze weg, in de onmiddellijke omgeving van Anvaing, werd in 1864 een schat gevonden. Tijdens aanplantingswerken stootte men op twee gouden halsringen en een vijftigtal gouden munten die dateren van ca. 200 voor Kristus. Deze schat uit de Keltische tijd berust momenteel in het «Metropolitan Museum of Art» in New-York.

In de negende eeuw behoorde het grootste gedeelte van Anvaing aan de abdij van Saint-Amanden-Pévèle, in de kastelnij van Rijsel (Lille). De heer van Anvaing was prokureur van Saint-Amand, wat inhield dat hij de wettelijke beschermheer was van de goederen die de abdij bezat. Dit grondgebied — dat vermoedelijk meer dan 100 ha bestreek — werd in verschillende feodale lenen opgesplitst. In één van die lenen, de heerlijkheid van «Wangermées», zou het kasteel van Anvaing gebouwd worden.

…/…

De familie de Lannoy is een vooraanstaand geslacht uit Frans-Vlaanderen, genoemd naar het plaatsje Lannoy-du-Nord, noordoostelijk van Rijsel (Liiie). De Sint-Filipskerk van Lannoy-du-Nord werd rond 1500 gesticht door Philippe de Lannoy (t 1535), kamerheer van keizer Karel V.

Evenals de huizen de Croÿ en de Lalaing leverde de familie de Lannoy vele dienaren aan de Boergondische en Habsburgse landsvorsten.

Naar aanleiding van zijn (derde) huwelijk met Isabella van Portugal — op 7 januari 1430 — riep Filips de Goede, in het stadje Sluis, de Orde van het Gulden Vlies in het leven. Op die dag werden 23 ridders — allen persoonlijk door de hertog verkozen — vereerd met de keten van die Orde. Onder deze uitverkorenen bevonden zich twee telgen van de familie de Lannoy: Hugues en Baudouin. In totaal zullen er niet minder dan zestien graven de Lannoy vereerd worden met deze hoge ridderorde.

De familie de Lannoy, die vanaf de 15de eeuw in het bezit was van talrijke baronieën en graafschappen, telde heel wat vooraanstaande en belangrijke leden, waarvan we enkelen noemen:

  • — Hugues de Lannoy (1384 — Rijsel 1 mei 1456), heer van Saintes; ridder in de Orde van het Gulden Vlies; stadhouder van Holland en Zeeland; enz., was een geducht krijgsman en talentvol diplomaat in dienst van de Boergondische hertogen;
  • — Gilbert de Lannoy (t 22 april 1462), heer van Villerval, Tronchiennes, Saintes (vanaf 1456); ridder in de Orde van het Gulden Vlies; enz., was één der belangrijkste figuren aan het hof van Filips de Goede, voor wie hij regelmatig als gezant optrad, o.a. op het Concilie van Bazel in 1433. Hij was ook te vinden op alle Europese slagvelden van zijn tijd. Zijn talrijke reizen heeft hij uitgebreid beschreven (“Voyages en Ambassades”) en deze werken vormen een belangrijke bron van kennis omtrent de toestanden en levensomstandigheden in de landen die hij bezocht;
  • — Jean de Lannoy (27 april 1410 — 18 maart 1493), stadhouder van Holland, Zeeland en West-Friesland; goeverneur van Rijsel, Dowaai en Orchies; ridder in de Orde van het Gulden Vlies; raads- en kamerheer van Filips de Goede van Boergondië; enz., werkte o.a. mee aan de totstandkoming van de Vrede van Atrecht (1682). Hij verbouwde het voorvaderlijk kasteel en stichtte de ommuurde stad Lannoy;
  • — Charles de Lannoy (Valenciennes 1482 — Gaëta 23 september 1527), heer van Senzeilles, Maingoval, enz.; ridder in de Orde van het Gulden Vlies; enz., vervulde hoge ambten aan de hoven van Filips de Schone en keizer Karel V. In maart 1522 werd Charles de Lannoy onderkoning van Napels en in 1523 kapitein-generaal van de verbonden strijdkrachten die in Italië tegen Frankrijk streden. Hij was één der bevelhebbers van het keizerlijk leger in de Slag van Pavia (24 februari 1525), waarbij het hem lukte de Franse koning, Frans 1, gevangen te nemen. Nadat de Fransen verslagen waren bracht Charles de Lannoy de Franse koning — op eigen initiatief — naar Spanje, waar deze in het Alcazar te Madrid werd opgesloten. Hij bracht de verzoening tot stand tussen Frans 1 en keizer Karel V.

Hierbij werd de Franse koning verplicht een verdrag te ondertekenen waardoor hij afstand deed van Boergondië, het hertogdom Milaan en de stad Doornik. Frans 1 moest eveneens …..

Veel meer over Anvaing in de boekenreeks  “Van Kasteel naar Kasteel” deel 4 van kasteel-o-loog Paul Arren.

Florival

Categorie (Deel_11) door

Sleutelwoorden : , , , , , ,

vknk_florivalIn Archennes stond eertijds de beroemde cisterciënserinnenabdij Florival (ook Val Fleuri en Bloemendal genoemd), gesticht in 1218 (sommige bronnen vermelden graaf Werner de Grez als stichter in 1096) en tijdens de Franse Revolutie in1798 opgeheven en openbaarverkocht.

De abdij werd regelmatig betrokken in diverse oorlogen, reeds vanaf het midden van de 14de eeuw, waardoor er telkens ernstige schade aan de diverse gebouwen werd aangericht.

…/…

In 1875 werd er een groot herenhuis opgericht, dat de toepasselijke naam “kasteel van Florival” kreeg. Het werd gebouwd in opdracht van Jean-Auguste Oldenhove, vijfde van negen kinderen van François-Bernard Oldenhove (Aurich, keurvorstendom Hannover, 10 februari 1794 – Archennes, kasteel Florival, 27 februari 1880), en van Marie-Thérèse van Cutsem (Brussel 3 september 1801 — Archennes, kasteel Florival, 27 december 1885). François-Bernard van Oldenhove, Hannoveriaan van geboorte, bekwam — op 17 oktober 1826 — naturalisatie in de Nederlanden en vestigde zich in Antwerpen waar hij rechter bij de handelsrechtbank en konsul van de Verenigde Staten van Mexico werd. Nadien was hij o.a. nog konsul-generaal van Hannover in Brussel. Hij was ridder in de Koninklijke Orde der Hannoveriaanse Welfen (of Guelfen), de naam van een machtig Duits vorstengeslacht waarvan de stamvader, graaf Welf, rond het jaar 825 overleed. …/…

Auguste-Marie-Joseph-Ghislain-Hubert-François-Léon-Philippe-Octave-Charles-Jean-Ferdinand Oldenhove de Guertechin (Archennes 21 oktober 1889— Nethen 13 mei 1955), burgemeester van Archennes; enz., huwde — in Aalst op 19 juli 1911 — met Léonie-Marie-Adelaïde-Hubertine-Joséphine-Cornélie, barones de Béthune (Aalst 8 december 1887 — Nethen 20 juni 1966), tweede van acht kinderen van Léon-Marie-Joseph-Sidonie-Corneille, baron de Béthune (1864-1907), doctor in de rechten; volksvertegenwoordiger; enz., en van Anna-Jeanne-Marie-Joséphine David-Fischbach-Malacord (1864-1920). Het echtpaar Oldenhove de Guertechin-de Béthune zorgde voor elf kinderen :

  • — Elisabeth-Marie-Hubertine (° 1912);
  • — Philippe-Marie-François (° 1913);
  • — Hubert-Anne-Marie (1914-1986), gehuwd met Marguerite-Marie-Joséphine de Cartier d’Yves (1914-1942) en hertrouwd met Christiane

…/…

Lees meer in deel 11 van de reeks “Van Kasteel naar Kasteel” door Paul Arren.

Beloeil

Categorie (Deel 4, Henegouwen) door

Sleutelwoorden : , , , , , , , ,

vknk_beloeilBeloeil, het antieke «Balliolum» (= versterkte plaats), op de Romeinse heirbaan van Bavai, moet al heel vroeg in de geschiedenis een baronie geweest zijn. Beloeil was eertijds een leen (later pairschap) van het graafschap Namen en in 1146 zou Nicolas de Condé er al een kasteel hebben bewoond. Door het huwelijk van Jeanne de Condé met Fastré de Ligne — in 1306 — kwam Beloeil in het bezit van de illustere familie de Ligne, die het kasteeldomein tot op vandaag kon behouden. Vanaf Heirbrand de Ligne — de oudst gekende vertegenwoordiger — hebben de de Ligne’s zich altijd onderscheiden bij alle belangrijke gebeurtenissen in de geschiedenis van het Westen.

…/…

Michel de Ligne, oudste zoon van Fastré, die zijn vader opvolgde in 1337, was een echte vechtjas. Hij nam niet alleen deel aan alle toernooien die er ingericht werden, maar was tevens terug te vinden op alle slagvelden uit zijn tijd, zelfs tot in Schotland toe. Eén dezer veldslagen werd hem noodlottig, hij sneuvelde in 1345 in de Slag van Staveren (Stavoren), tegen de Friezen. Michel I de Ligne was getrouwd met zijn nicht Anne d’Antoing, vrouwe van Briffoeil, dochter van Wéry d’Antoing. Zij schonk hem één zoon: Michel II.

Michel II de Ligne, grootbaljuw van Henegouwen, enz., erfde in 1345 alle titels en eigendommen van zijn vader. Hij huwde met Eléonore de Coucy, oudste dochter van Philippe de Coucy, burggraaf van Meaux, enz., en van Jeanne de Cany. Michel II de Ligne had één wettige dochter, Eléonore de Ligne, die echter jong stierf. Per testament benoemde hij zijn oom Willem tot universeel erfgenaam.

…/…

Antoon I de Ligne, bijgenaamd «de grote duivel» (door zijn stoutmoedige heldhaftigheid), was net 18 jaar toen hij — na de dood van zijn vader — in het bezit kwam van een ontzaglijk fortuin en een groot aantal aanzienlijke en uitgestrekte heerlijkheden. Antoon I de Ligne was een knap diplomaat, die onderhandelde met Margaretha van Oostenrijk, Hendrik VIII van Engeland; enz., en zoals prins Albert de Ligne het in zijn werk «Histoire généalogique de la Maison de Ligne» uitdrukt :

  • «Een opvallende verschijning, deze edelman, vergezeld van een landsknecht, die de hand van zijn heerseres en weldoenster kust maar eist dat zij hem gelijk geeft; die wel wil dienen maar op wiens tenen men niet moet trappen; die steden inneemt in galop! Hij staat op moed en rechtvaardigheid. Bovendien is hij een goed jager en een uitstekend schutter. De ijzeren vogel die hij met de kruisboog neerhaalde en die op de lijst van zijn portret prijkt is een bewijs van zijn vaardigheid; zijn twee natuurlijke dochters een bewijs van zijn amoureuze avonturen …».
…/…
Claude-Lamoraal I, prins de Ligne (18 oktober 1618 — 21 december 1670), prins van Amblise, Epinoy en van het Heilig Roomse Rijk; ridder in de Orde van het Gulden Vlies; enz., was een schitterend diplomaat maar ook een ervaren krijgsman, die zijn mannetje stond in diverse veldslagen. Op 14 mei 1643 huwde hij — met pauselijke dispensatie — met Maria-Clara van Nassau-Siegen, weduwe van zijn broer prins Albert-Hendrik. In dat huwelijk werden elf kinderen geboren:
  • — Hendrik-Ernest, die volgt;
  • — Nicolaas, overleed als baby;
  • — Françoise-Lamberte, stierf op 10 juni 1647, 6 maanden oud;
  • — François-Albert, stierf — 1 jaar oud — op 1 februari 1650;
  • — Claire-Louisa (+ 1684), huwde met Raimondo de Lancastro y Portugal (+ 5 november 1665), hertog van Aveiro, Torres Nueves en Ciudad Real; markies van Maste-Major; enz.,
  • …/…

Het kasteel van Beloeil heeft herhaaldelijk belangrijke veranderingen ondergaan, waardoor het gaandeweg zijn middeleeuws uitzicht en verdedigingskenmerk verloor; tenslotte werd het geheel grondig gemoderniseerd. De oprichting van het majestatische kasteel van Beloeil moet een hele tijd in beslag genomen hebben en de bouw werd voltooid met de oprichting van de twee vrijstaande zijvleugels.

De linkervleugel — die als koetshuis dienst deed — heeft aan de voorzijde een fronton — voorzien van het jaartal 1682 — met, in reliëf, het wapen van Maria-Clara van Nassau (Brussel 7 oktober 1621 — Beloeil 1695), prinses de Ligne, enz.

De rechtervleugel, waarin vroeger de paardestallen waren ondergebracht (en waarin later de prachtige O.-L.-Vrouwekapel werd ingericht), werd in 1699 door haar zoon, prins Hendrik-Ernest (1644-1702), voltooid.

Op 14 december 1900 werd het kasteel verwoest door een hevig uitslaande brand, die enorme schade aan het gebouw aanrichtte. Het prachtig meubilair en de kunstverzamelingen (schilderijen, boeken, kunstvoorwerpen, enz.) konden gelukkig grotendeels gered worden, dankzij de buitengewone hulpvaardigheid van de plaatselijke bevolking, die zeer gehecht was aan haar prinsen.

De beide zijvleugels bleven gevrijwaard van zware brandschade en zij zijn dan ook de enige autentieke overblijfselen van het monumentale geheel dat Beloeil was op het einde van de 17de eeuw. In 1901 werd het kasteel herbouwd — op hetzelfde grondplan, maar moderner — door de Parijse architekt Sanson.

Het kasteelinterieur is buitengewoon rijk aan meubelen, schilderijen, kunstvoorwerpen, e.d., een interieur, een vorst waardig! Ook de tuinen van Beloeil — terecht het «Belgische Versailles» genoemd, zijn een buitengewone streling voor het oog en een bezoek overwaard.

Veel meer over Beloeil, door kasteel-o-loog Paul Arren,  is te vinden in deel 4 van de reeks “Van Kasteel naar Kasteel”.

De Tomp

Categorie (Deel 4, Limburg) door

Sleutelwoorden : , , , , , , , ,

vknk_detompDe Tomp, een mooi voorbeeld van één der eerste burchtvormen, is gelegen op het grondgebied van Achel, de meest noordelijke gemeente van West-Limburg.

Het grondgebied van Hamont-Achel, in de Noord-Limburgse Kempen, is voor ongeveer 30% bebost, waardoor de gemeente terecht de stempel «Groen Dorp» verdiende. Men deed er ook Romeinse, maar vooral prehistorische, vondsten; sommige daarvan gaan terug tot ca. 8.000 jaar voor Kristus.

Tevens telt de gemeente belangrijke historische monumenten zoals: het voormalig jachtslot van Grevenbroek (nu Kruisherenkasteel); het vroegere klooster Catharinadal; het Trappistenklooster de «Achelse Kluis»; enkele goed gerestaureerde prehistorische grafvelden; verschillende oude laathoven of cijnshoven; enz.

…/…

De Tomp is één der weinig overgebleven getuigen van de primitieve burchtvorm die maar uit één toren bestond. Vermoedelijk werd deze toren rond het jaar 1309 gebouwd, maar archeologische opgravingen tonen aan dat er — voor die tijd — een andere versterking op diezelfde plaats bestond. Deze primitieve konstruktie was opgetrokken uit hout en was volledig met water omgeven. Zulk een verdedigingstoren had een dubbele funktie: vanop de toren kon men veel vlugger naderende vijanden opmerken en had men dus meer tijd om iedereen te alarmeren en in veiligheid te brengen; en binnenin de toren was men dan beschermd tegen vijandelijke projektielen.

De Tomp heeft aan de begane grond een diameter van 8,5 meter en muren van 2 meter dikte. In de funderingen werden zij trapsgewijs verbreed, zodat de kelderverdieping een buitendiameter van 10 meter bereikt. Die kelderverdieping werd gebruikt als voorraadruimte en opbergplaats en bezat eveneens een waterput, wat een levensnoodzakelijk attribuut betekende bij eventuele belegeringen.
Zoals steeds het geval was bij burchttorens van dit type, bevindt de toegang zich op de eerste verdieping, ongeveer 4 meter boven de begane grond. Op die begane grond zijn geen vensters of deuren in de toren en de toegangstrap werd, bij belegering, omhooggetrokken.
Als men de toren betreedt komt men in een plaats die gebruikt werd als woonruimte. Getuige: de open haard, een nis voor een kandelaar of olielamp en enkele luchtgaten. De volgende verdieping, die dienst deed als slaapruimte, bereikt men via …/…

Meer over de Tomp in deel 4 in “Van Kasteel naar Kasteel” door kasteel-o-loog Paul Arren.

Kasteel Drie Koningen

Categorie (Deel 4, West-Vlaanderen) door

Sleutelwoorden : , , , , ,

vknk_driekoningenHet ganse gebied, dat thans de wijk Drie Koningen vormt, behoorde reeds voor de Beeldenstorm van 1566 aan de Eerwaarde Paters Ongeschoeide Karmelieten, die in de loop van de 16de eeuw deze gronden hadden aangekocht om ze vruchtbaar te maken. Langs de heirweg naar Brugge bezaten ze een hoeve, “Oude Paterij” genoemd en daar bouwden zij een kapel.

Met de Franse Revolutie werden de gronden, die de paters bezaten, aangeslagen en openbaar verkocht als «Nationaal Goed» ten voordele van de Franse schatkist. Hun bezittingen te Beernem werden in 1798 aangekocht door een zekere kanunnik van Outryve, die de gronden in 1802 doorspeelde aan zijn schoonbroer, Franciscus-Josephus-Joannes, baron de Serret van Outryve (1767-1849), zoon van François-Joseph de Serret (° 1741), bevelhebber van de stad en de vesting Antwerpen; enz., en van Marie-Jeanne de Willaeys.

Baron Franciscus de Serret van Outryve bouwde op een kleine terreinverhoging van zijn domein een kasteel in empirestijl en liet er tevens het prachtige, omringende park aanleggen.

Aanvankelijk heette dit kasteel «Meerberg», naar de oude naburige wijk die reeds in 1469 vermeld werd en naar de heuvel waarop het gebouwd werd. Deze benaming raakte in onbruik en werd vervangen door die van «Drie Koningen», ontleend aan een herberg die reeds in 1565 daar op het kruispunt van de heirweg stond.

Het hoofdgebouw van die voormalige herberg bestaat heden nog en werd omgebouwd tot een mooie hofstede.

In 1871 werd Drie Koningen aangekocht door Charles Bailleau d’Avrincourt, een Frans «royalist», die in 1870 uit Frankrijk was gevlucht. Hij was gehuwd met jonkvrouw Marie van Outryve d’Ydewalle, waardoor het kasteelgoed terugkeerde in het bezit van de oorspronkelijke familie.
In 1909 werd Drie Koningen eigendom van ridder André-Jean-Marie van Outryve d’Ydewalle, zoon van CharIes-Julien-Bernard-Eugne van Outryve d’Ydewalle, ridder (1840-1876), en van Marie-Virginie-Albertine Aronio de Romblay (1843-1926).
De familie van Outryve d’Ydewalle bekwam op 21 september 1771 de erfelijke titel van ridder, overdraagbaar op alle mannelijke afstammelingen.
André-Jean-Marie-Joseph van Outryve d’Ydewalle (Ruddervoorde 21 augustus 1873 — Brugge 2 april 1940), ridder; doctor in de rechten; volksvertegenwoordiger; burgemeester van Beernem (van 1926 tot 1940); enz., huwde — te Beernem op 24 oktober 1905 — met Maria-Fernand-Ghislaine de Vrière (Beernem 6 juli 1884 — aldaar 26 september 1931), dochter van Etienne-Gustave-Edouard-Marie-Ghislain-Emile de Vrière, ridder, en van Adelaïde-Marie-Ghislaine, barones van Reynegom de Buzet.
Het echtpaar van Outryve d’Ydewalle-de Vrière zorgde voor vijf kinderen :
  • — Marie-Adelaïde (genaamd Marie-Adeline)-Mathilde-Joséphine-Ghislaine (Sint-Andries 12 maart 1907 — Brugge 21 mei 1952), huwde — te Beernem op 28 juni 1928 — met Jean-Robert-Marie-Joseph-Corneille, baron de Failly (Meerbeke 14 september 1904 — Brugge 25 augustus 1973), zoon van Arthur-Marie-Edouard-Hubert-Christyn-Joseph de Failly en van Edith-Mathilde-Charlotte-Marie Poot Baudier. Het echtpaar de Failly-van Outryve d’Ydewalle zorgde voor tien kinderen :
…/…
In de reeks “Van Kasteel naar Kasteel” deel 4 door Paul Arren leest u meer over Drie Koningen.

Kasteel Fontaine

Categorie (Deel 8, Namen) door

Sleutelwoorden : , , , , ,

vknk_fontaineVan 1863 tot 1872 werden in Anthée de overblijfselen opgegraven van een uitgestrekte Belgo-Romeinse villa, die in de derde eeuw van onze jaartelling vernield werd bij de invallen van de Barbaren. De site is waarschijnlijk de belangrijkste in ons land en de gebouwen besloegen een oppervlakte van meer dan 6 ha, zonder de aanpalende — door muren omringde — tuinen.

Op 23 augustus 1914, bij de nadering van de Duitsers, vluchtten de inwoners van Anthée gedeeltelijk naar de omliggende bossen, gedeeltelijk naar het buurdorp Surice. Op 24 augustus drongen de eerste Duitse soldaten het dorp binnen en begonnen de huizen te plunderen. De dag erop werd Anthée in brand gestoken, waarbij 71 van de 73 huizen in de vlammen opgingen. Acht grijsaards, die niet gevlucht waren, werden gefusilleerd. …. Zonder enig proces werden alle mannen boven de 40 jaar, in het bijzijn van hun echtgenotes en kinderen, koelbloedig doodgeschoten.

De voormalige heerlijkheid, of ban van Anthée, bezat de rechtsmacht in de drie graden. Filips IV stond in 1626 één vierde van de heerlijkheid af aan Gérard de Groesbeeck; het overige gedeelte ressorteerde onder het kasteel van Agimont, in het baljuwschap Bouvignes.

Eugène-Baudouin-Charles-Marie-Ghislain, burggraaf de Jonghe (Elsene 24 januari 1877 — Anthée 8 juli 1947), burgemeester van Anthée; provinciaal raadslid voor Namen; enz., huwde — in Parijs, Frankrijk, op 19 juli 1905 — met Renée-Wilhelmine-Julie Porgès (Parijs, Frankrijk, 5 april 1882 — Anthée 3 juli 1965), dochter van Théodore Porgès en van Mathilde-Betty Weisweiller. In het gezin van burggraaf en burggravin de Jonghe-Porgès zagen drie kinderen het levenslicht :

  • Baudouin-Eugéne-Théodore-Charles-Marie-Ghislain (Brussel 25 april 1906 — Tanger, Marokko, 5 november 1975), trouwde — in Sète, Frankrijk, op 27 augustus 1940 — met Solange-Béatrix-Renée Ubelacker (Parijs, Frankrijk, 20 februari 1916), dochter van Alexandre-Jules Ubelacker en van Suzanne-Marie-Anastasie Haime;
  • Mathilde-Renée-Dolorès-Isabel-Marie-Ghislaine (0 Brussel 18 mei 1909), gehuwd — op 7 februari 1935 in Brussel — met René-Gustave-Pol-Marie-Ghislain, graaf Boël (Brussel 27 oktober 1899 — Court-Saint-Etienne 29 juni 1990), weduwnaar, in eerste huwelijk, van Yvonne Solvay en zoon van Paul-Clovis, baron Boël, en van Marthe-Eugénie-Camille (der graven) de Kerchove de Denterghem; en
  • Adeline-Marie-Iseult-Gilberte (0 Brussel 19 oktober 1911), bleef ongehuwd.

Burggraaf Eugène de Jonghe, die kasteel Fontaine grondig verbouwde, verkocht het kasteeldomein aan zijn schoonzoon graaf René Boël, die het goed doorverkocht aan A. Swaelens, een industrieel uit Beauraing.

A. Swaelens maakte eerst van Fontaine een luxe-restaurant en vormde het kasteel dan om in kasteelappartementen.

Kasteel Fontaine, aan de rue Franchet d’Esperey (de baan van Anthée naar Hastière), is privébezit en niet toegankelijk voor bezoekers. Vanop de openbare weg kan het goed aangeschouwd worden.

Lees veel meer over Fontaine in deel 8 van de reeks “Van Kasteel naar Kasteel” door kasteel-o-loog Paul Arren.

Kasteel Den Tip

Categorie (Antwerpen, Deel 8) door

Sleutelwoorden : , , , , ,

vknk_arendonk_den_tip

Vanaf de middeleeuwen was Arendonk bekend als het belangrijkste centrum in de Nederlanden voor de valkenafrichting. Aan alle grote hoven van Europa kon men Arendonkse valkeniers aantreffen en Parijs bezit zelfs een rue Arendonck, als hommage aan de gespecialiseerde valkenafrichters uit Arendonk.

Arendonk was in de 15de en 16de eeuw vermaard om zijn lijnwaadnijverheid en later — vanaf de 19de eeuw tot aan Wereldoorlog  I— gekend voor de sigarenfabrikatie.

…/…

Jonkheer Louis-Alphonse de Cartier werd — op 12 februari 1946 in Sint-Jans-Molenbeek — geadopteerd door zijn neef Emile, baron de Cartier de Marchienne, en kon — van toen af — de naam van zijn adoptievader voeren. Emile-Ernest, baron (vanaf 15 november 1919) de Cartier de Marchienne (Schaarbeek 30 november 1871 — Londen 10 mei 1946), doctor in de rechten; ambassadeur voor België; enz., was de oudste van twee zonen van Paul-Emile-Joseph-Ghislain de Cartier de Marchienne (1837-1887) en van Louisa-Jane Brown O’Meara (1849-1935). Baron Emile de Cartier de Marchienne had geen kinderen uit zijn twee huwelijken, waardoor hij zijn neef adopteerde om de naam de Marchienne in de familie te behouden. Marchienne (-au-Pont) was een oude heerlijkheid die gedurende lange tijd in handen van de familie de Cartier was.

Jonkheer Louis de Cartier de Marchienne bekwam — in Brussel op 9 februari 1968 van koning Boudewijn — de titel van baron, overdraagbaar bij eerstgeboorte.

Veel meer over Den Tip in deel 8 van de reeks “Van Kasteel naar Kasteel” door Paul Arren, kasteel-o-loog.

Kasteel Argenteau

Categorie (Deel 8, Luik) door

Sleutelwoorden : , , , , , , , ,

vknk_argenteauHet oude ridderslot van Argenteau bestond met zekerheid reeds in 1070, maar na talrijke belegeringen, verwoestingen en branden verrees er in 1683 een nieuw kasteel, dat tot op vandaag intakt bleef. Het bezit van één der laatste uitlopers van het Ardense hoogplateau, halverwege Luik en Maastricht, was strategisch heel belangrijk. Tevens was het een gedroomde plaats om zeer winstgevende tol te heffen op de Maas, met haar drukke handel.

De vroegstgekende heer van Argenteau was Thierry I van Argenteau (ook Theodoricus de Argentel, Argentael, enz. geschreven), die — samen met zijn broer Guillaume de Cennaco (= Ciney) — als getuige voorkwam op twee charters van Albéron II, bisschop van Luik (van 1134 tot 1145), in het jaar 1140.

De familie van Argenteau behoorde tot de zeer oude familie Orchimont, heren van Ciney en tevens tot het machtige geslacht van Houffalize. Winand van Houffalize, een zoon van Roland de Presle en van de erfvrouwe van Houffalize, was één der opmerkelijkste en moedigste ridders tijdens de Eerste Kruistocht (1096) onder Godfried van Bouillon.

…/…

Toen de Luikenaren in 1347 in opstand kwamen tegen hun prins-bisschop Englebert de la Marck, liepen zij ook storm tegen de kastelen van diens edellieden, vazallen en getrouwen. Ook de burcht van Argenteau werd belegerd mede uit woede om de hoge belastingen die Renaud hief op de Maas. Arnaud IV d’Argenteau ging hulp halen bij de Brabantse hertog en liet zijn kasteel achter in handen van een garnizoen van 130 soldaten. De Luikse milities gingen er grof tegenaan. Aarden potten, gevuld met kokend lood, en roodgloeiende ijzeren staven werden met katapulten het kasteel ingeslingerd. De rots, waarop de machtige burcht stond, werd ondermijnd waarna een krachtige springlading een groot deel van de omwalling naar beneden deed tuimelen. Het kleine garnizoen gaf zich uiteindelijk over op 15 juni 1347, waarna de Luikenaren onmiddellijk begonnen met het kasteel te slopen, dat ze brandend als een toorts achterlieten. De troepen van de Brabantse hertog kwamen niet tijdig genoeg om de totale vernieling van Argenteau te beletten. Zij stootten wel op het terugtrekkende Luikse leger, in de velden nabij Waleffe, en behaalden een onvruchtbare overwinning.

Renaud III d’Argenteau herbouwde onmiddellijk zijn kasteel en van deze burcht zijn enkele gravures bewaard gebleven. Het kasteel stond bovenop een geïsoleerde rotsachtige heuvel en was omgeven door stoere torens, die de steile rotswanden verlengden.

Lees verder veel meer in deel 8 van de reeks “Van Kasteel naar Kasteel” door kasteel-o-loog Paul Arren.

Kasteel van Beerlegem

Categorie (Deel 8, Oost-Vlaanderen) door

Sleutelwoorden : , , , , , , , ,

vknk_beerlegem

Beerlegem was een oude heerlijkheid die vroeger toebehoorde aan een familie van die naam. Theodoricus van Berleghem werd vermeld in een akte uit 1196 en in 1473 was Isabella van Berleghem erfvrouwe van Beerlegem, Heule, Leeuwergem; enz.    Zij huwde met Walter van der Gracht   (+ 1505), ridder; heer van Moorsel, Wevelgem; enz., zoon van Guidolphe van der Gracht en van Isabella de Halowin. Het gezin van der Gracht — van Berleghem had vijf kinderen, waaronder François, die opvolgde in Beerlegem.

François van der Gracht, ridder; grootbaljuw van Gent; heer van Leeuwergem; enz., huwde met Antoinette van Stavele, burggravin van Veurne; enz., die haar gemaal twee dochters schonk Anne en Elisabeth, waarvan de eerste opvolgde in de heerlijkheid Beerlegem.

In 1602 werd de heerlijkheid Rode (vroeger meestal Rhode(s) geschreven), door Hendrik IV, koning van Frankrijk, verkocht aan Simon Rodriguez (Antwerpen 1560 — aldaar 23 mei 1618), ridder; enz., zoon van Emanuel Rodriguez, zaakgelastigde van koning don Sebastiaan van Portugal in de Nederlanden; enz., en van dona Catharina Lopez de Elvas. Het heerlijk kasteel van Rode stond te Schelderode, tussen de kerk van die plaats en de Schelde. Het slot werd rond 1460 vernield maar onmiddellijk heropgebouwd. In de l6de eeuw werd het door de Beeldenstormers ingenomen en platgebrand, maar kort nadien verrees er een nieuwe burcht. Ten tijde van historiograaf Sanderus (1586-1664), was de versterking van Rode alweer in as gelegd en ditmaal was de vernieling definitief. Simon verwierf ook het kasteel Terslen in Derschel, waar hij regelmatig weelderige feesten gaf.

Simon Rodriguez, gehuwd met Anna Ximinez van Arragon, voegde bij zijn naam de titel d’Evora, naar de Portugese stad waarvan de familie afkomstig was. Tussen 1582 en 1596 kocht hij op de Meir te Antwerpen een indrukwekkend gebouwenkompleks, het latere grootwarenhuis Inno. De rijkdommen van de heer van Rode waren zo aanzienlijk, dat men hem «den cleynen coninck» noemde. Zijn hotel op de Meir werd dan ook in verschillende oude akten vermeld als »la casa del pequero Rey». In 1601 stichtte hij in de Vuyle- of Bargiestrate (de latere Otto Veniusstraat) een godshuis voor ouderlingen.

Simon Rodriguez d’Evora y Vega liet vier kinderen na :

  • Simon jr., die later aan bod komt;
  • Gracia, die volgt na haar broer Simon;
  • Maria, gehuwd met Karel Rijm, ridder; baron van Belle; heer van Schuervelt, Serkenbeke; enz.; en
  • Anna, getrouwd met Emmanuel de Bourgogne, heer van Lembecq; kapitein bij het regiment lansiers; enz.

Deze kinderen behielden — na de dood van hun vader — diens bezittingen in onverdeeldheid. In 1631 werd het vorstelijk hotel Rodriguez …/…

lees verder en meer in de reeks van auteur Paul Arren “Van Kasteel naar Kasteel” deel 8

Kasteel d’Aertrycke

Categorie (Deel 6, Uncategorized, West-Vlaanderen) door

Sleutelwoorden : , , , ,

In het midden van de 19de eeuw stond er, op de plaats van het huidige kasteel d’Aertrycke, het kasteel d’Aerdenhutte, dat toen eigendom was van Eduard de Potter. Van deze eigenaar kocht Camille-Charles-Auguste de Maere, in 1865, het kasteel en de omliggende gronden. Het bestaande kasteel werd afgebroken en op de grondvesten ervan verrees een nieuw kasteel, in 1868, naar ontwerp van architekt Jozef-Henri Schadde.

Jozef-Henri Schadde (1818-1894) was o.m. architekt van het voormalig station van Brugge (1877); de neoromaanse Sint-Amandskerk van Roeselare (1874); het kasteel du Parc inVlamertinge (1858); het kasteel de Blanckaert in Woumen; enz.
Gaandeweg werd het kasteelgoed — door diverse aankopen — vergroot en dit bosachtig domein werd, door parkarchitekt Fuchs (een befaamd tuinarchitekt die ondermeer het Ter Kamerenbos ontwierp), herschapen in een mooi uitgebalanceerd 1 9de-eeuws kasteelpark.
De geschiedenis van de familie de Maere strekt zich over vele generaties uit over het Land van Waas en dit minstens vanaf de 14de eeuw. Als vooraanstaande ambtenaren en belangrijke nijveraars, binnen de stad Sint-Niklaas, hebben verschillende telgen van het geslacht de Maere daar hun stempel gedrukt op de plaatselijke geschiedenis tot in de 19de eeuw.
…/…
Auguste de Maere vestigde zich, na zijn studies te Deventer, Amsterdam en Parijs, als 24-jarige ingenieur in de waterbouwkunde, te Gent. In 1855 werd hij voorzitter van de Gentsche Koormaatschappij; tevens was hij een talentvol cellist en toondichter.
Auguste de Maere was tevens een uitzonderlijk figuur in de Vlaamse Beweging en bracht verschillende, voor Vlaanderen belangrijke, vraagstukken ter sprake in de hoogste kulturele middens. Als volksvertegenwoordiger hield hij op 14 januari 1869 voor de Kamer een nu nog steeds indrukwekkende rede — met anti-klerikale tendens — waarin hij, aan de hand van statistisch materiaal, de achterstand van Vlaanderen bewees en waarin hij beklemtoonde dat de Vlaamse kwestie een sociale kwestie was.
Ook als waterbouwkundig ingenieur genoot hij internationale bekendheid. Zijn hulp werd o.a. ingeroepen voor geschillen rond overstromingen van de Rhône en het Zwitserse Lemanmeer. In 1879 fungeerde hij — op verzoek van Ferdinand de Lesseps — als sekretaris van een kongres rond het Panamakanaal. Tevens werkte hij konstant aan een projekt voor de bouw van een Vlaamse Zeehaven. Met zijn plannen om tussen Blankenberge en Heist een kunstmatige haven ……
Lees verder over dit kasteel in deel 6 van de reeks “Van Kasteel naar Kasteel” door Paul Arren.